PDD-NOS
Wat is PDD-NOS ? |
PDD-NOS is de afkorting van Pervasive Developmental Disorder, Not Otherwise Specified. In het Nederlands spreken we over een aan autisme verwante stoornis. Kinderen met PDD-NOS hebben problemen op dezelfde gebieden van ontwikkeling als kinderen met autisme maar dan in lichtere mate en soms maar op enkele gebieden, waardoor er niet echt van autisme gesproken mag worden. PDD-NOS is een sociale informatieverwerkingsstoornis, samengevat als een stoornis in het “sociale snapvermogen”. Een ontwikkelingsstoornis is pervasief wanneer het van jongs af aan in vrijwel alle gebieden van de ontwikkeling tot uiting komt zoals in de taal, de motoriek en het contact. Men vermoedt dat PDD-NOS aangeboren is. Erfelijkheid speelt dus een rol. Dan kan zelfs de allerbeste omgeving (zorg van moeder en vader, voeding) er niet voor zorgen dat de stoornis verdwijnt. Wel kan door de manier van omgaan met het kind het effect van de stoornis verergerd (vb. door weinig regelmaat en duidelijkheid in de opvoeding) of verminderd worden. Als het kind redelijke intellectuele en sociale mogelijkheden heeft en als de taalontwikkeling op gang komt is er vaak veel ontwikkeling mogelijk. De stoornis kan op latere leeftijd verbleken. Door een juiste manier van omgaan met deze kinderen en het functioneren op school voor een groot deel verbeterd worden. Een aantal van deze kinderen kan later zelfstandig leven, soms met een baan en een partner. Maar bij een groot deel is dat niet mogelijk. Zij blijven angstig en kunnen geen greep op zichzelf en de wereld om zich heen krijgen. Een voltooide schoolopleiding blijkt bij kinderen met PDD-NOS een gunstige bijdrage te leveren aan het functioneren in de volwassenheid. Of het kind regulier onderwijs of speciale onderwijs kan volgen hangt af van de intellectuele en sociale vaardigheden die het heeft. Goede intelligentie geeft een gunstiger toekomstperspectief. |
Symptomen |
De uitingsvorm van de symptomen kunnen per individu, per ontwikkelingsfase sterk wisselen. Zo zijn sommige kinderen zeer in zichzelf gekeerd, terwijl anderen veelvuldig, grenzeloos en dikwijls op claimende wijze contact maken, zonder echt tot wederkerigheid te komen. Deze verschillen kun je ook zien bij het gebruik van taal: sommigen spreken helemaal niet, anderen spreken met eigenaardigheden als echolalie, idiosyncrasie (eigen taaltje) of ze spreken ouwelijk, plechtstatig. Deze kinderen praten juist steeds maar er is geen dialoog. Ook kan het gedrag sterk wisselen per situatie: bijvoorbeeld thuis grenzeloos druk en op school afzijdig houden. Ook kunnen er in de loop van de ontwikkeling veranderingen optreden. Een erg in zichzelf gekeerde kleuter kan zich ontwikkelen tot een eigenaardige adolescent die iedereen te pas en te onpas aanspreekt. Er is sprake van een stoornis in de prikkelwerking. De prikkels uit de buitenwereld roepen bij deze kinderen nu eens heftige, dan weer veel te geringe reacties op. Dit geldt voor allerlei prikkels: visuele, auditieve, tactiele (het gevoelszintuig) en kinesthetische (beweging.) Zo reageren ze soms niet als ze zich branden of een injectie krijgen, maar reageren ze ineens op het geluid van de stofzuiger. Er is dus sprake van een grillig beeld. Deze verschillende reactiewijzen kunnen verwarrend werken voor de omgeving, omdat die denkt dat het kind iets dus wel kan en dan denkt dat er sprake is van onwil en manipuleren in plaats van onmacht. Deze kinderen ontwikkelen een patroon om zich te handhaven, ze snappen zichzelf meestal niet en kiezen dan de gemakkelijkste uitweg door via externaliseren te overleven. Ze bouwen ook veel spanning op door al het gemis aan informatie. In hun gedrag is alles té. Er zijn ook stoornissen in de ontwikkelingsgang. De ontwikkeling op diverse dimensies verloopt vaak met horten en stoten. Problemen zoals starheid, perseveratie (het volhouden, volharding), stereotypieën en preoccupaties, slaap-eetproblemen of driftbuien. Hun informatieverwerkingsstoornis is af te leiden uit de moeite die ze hebben belangrijke van onbelangrijke informatie te onderscheiden; uit hun te grote gerichtheid op details en concrete voorstellingen; uit het te letterlijk nemen van de taal; uit hun weerstand tegen verkenning van nieuwe leergebieden; uit het niet kunnen generaliseren van kennis naar andere situaties; het niet flexibel kunnen hanteren of overschakelen naar andere strategieën. Het ruimtelijk inzicht is meestal goed, maar taken waarbij een beroep wordt gedaan op het vermogen om volgordeverschijnselen te ontrafelen worden over het algemeen slecht uitgevoerd. Verder is de oog-handcoördinatie zwak, net als de taalfunctie. De problemen op het sociaal-emotioneel vlak komen voort uit hun angsten, afweer van contact, moeite met inschatten wat echt en niet echt is en vanuit hun wensvervullend denken. Hierdoor kunnen interne prikkels hen onbereikbaar maken voor informatie, voor instructie van buitenaf en kunnen ze heftig, onvoorspelbaar gedrag vertonen. |
Criteria |
Volgens de DSM-IV zijn de volgende criteria
bepalend voor autistische stoornis. 1. Kwalitatieve tekortkomingen in sociaal interactief gedrag:
2. Kwalitatieve tekortkomingen in de communicatie:
3. Beperkte, repetitieve en stereotiepe activiteiten, interesses en gedragspatronen:
|
Aanpak |
Een samenvatting van de praktische aanwijzingen voor de beste aanpak van kinderen met PDD-NOS.
|
Literatuur |
|